Mijn plantaris hypertonie is bijna voorbij

Mijn plantaris hypertonie is bijna voorbij. Mijn feuilleton Hartverscheurend Hardlopersleed, wat begon met een vermeende knieblessure, bereikt na drie maanden eindelijk de finale. 

De warme douche gutst op mijn gebogen rug. Op een uitademing zakken mijn vingertoppen nog net wat lager en raken mijn tenen aan. Eindelijk! Na drie maanden rekken en strekken lukt het. Weliswaar zijn mijn spieren nu warm na het sporten, maar de beoogde mijlpaal is bereikt. Mijn plantaris hypertonie is bijna voorbij.

Enige remedie tegen plantaris hypertonie is het langer maken van mijn hamstrings: dus rekken, rekken en rekken!
Enige remedie tegen plantaris hypertonie is het langer maken van mijn hamstrings: dus rekken, rekken en rekken!

Drie maanden geleden gaf sportarts Marc Alsemgeest mij de opdracht  om de ruim vijftien centimeter die er gaapte tussen mijn vingertoppen en tenen weg te werken. Langere hamstrings zijn de enige remedie tegen een plantaris hypertonie. Rekken, rekken en nog eens rekken, was zijn advies. Hardlopen mocht, maar zeker niet te hard en niet te ver.

Nog meer rekken

De praktijk is weerbarstiger.  Omdat mijn been en knie na de pijnlijke manipulatie weer ontspannen aanvoelen, begin ik aan een klein rondje rennen. Maar dat wordt geen succes. Na 25 meter voel ik al weer de pijn in mijn knie. Dus eerst nog maar meer rekken en rekken.

De ene dag voelt mijn been ontspannen maar de volgende doet mijn knie pijn bij elke trede omhoog. De ervaring leert me wel  dat het rekken onmiddellijk effect heeft op mijn knie. Dat stimuleert om de rekoefeningen te blijven doen. ’s Ochtends, ’s middag, ’s avonds buig ik voorover. Mijn rugspieren zijn dit duidelijk niet gewend, zodat ik na een week mijn bed nauwelijks uit kan komen. Maar door rustig over mijn rug te rollen met opgetrokken knieën los ik dat probleem op.

Niets doen is het ook niet

Na drie weken lukt het om een rondje van van 3,5 km te lopen. Een paar dagen later zelfs 7 km. Ik helemaal blij, maar drie dagen later is het vanaf de eerste stap weer helemaal mis. Mijn knie weigert elke dienst. Rekken brengt nu ook geen verlichting.

Toch teveel gedaan? Dan maar een week rustig aan doen. Wel rekken, maar niet sporten en al helemaal niet hardlopen. Dat lijkt aanvankelijk vruchten af te werpen, maar na drie dagen word ik ’s nachts wakker van de pijn in mijn knie die helemaal stijf aanvoelt. Niets doen is het dus ook niet.

Ik vraag me af of ik ooit nog van die plantaris hypertonie afkom. Het spookbeeld dat ik het hardlopen moet opgeven, dringt zich steeds nadrukkelijker aan.

Alternatieven

Ik mag de sportschoolpas van een vriendin gebruiken tijdens haar vakantie. Dat schept een goed alternatief. De twijfels over het hardlopen  worden verdrongen door lessen bodybalance en bodyshape. Die confronteren me met mijn beperkte lenigheid en hoofd-hand-beencoördinatie. Maar oefening baart kunst, dus doorzetten maar.  Aan de lessen supercycle beleef ik veel plezier. Ook als mijn knie pijn doet, gaat het fietsen prima. Op het ritme van een stevige beat leer ik klimmen en het tempo waarin ik mijn benen rond krijg, wordt steeds hoger. Mijn conditie gaat vooruit en ik zie mezelf al op de flanken van Alpe d’ Huez.

Dat ik vorderingen maak, ervaar ik ook met het zeilen. Hoeveel de boot ook schommelt, ik voel mijn knie niet. Ook bij het schrap zetten als de wind het schip doet overhellen, geen enkel protest meer van knie of hamstrings.

Zonder pijn in knie en been kan ik me weer schrap zetten. Mijn plantaris hypertonie is bijna voorbij.
Zonder pijn in knie en been kan ik me weer schrap zetten. Mijn plantaris hypertonie is bijna voorbij.

Sportarts Alsemgeest is tevreden met de bereikte ontspanning in mijn plantaris en de verlenging van mijn hamstrings, maar hij maant me de rekoefeningen onverminderd door te zetten. “Je moet ook bij je tenen kunnen zonder dat je spieren opgewarmd zijn,” stelt hij terwijl hij soepel zijn grote lichaam voorover buigt en met gemak zijn handen de grond raken.

Plantaris hypertonie bijna voorbij

Mijn plantaris hypertonie is bijna voorbij. Ik durf nu weer te gaan hardlopen. Eerst een ronde van 4,5 km gevolgd door 1,5 km wandelen. Dan een rondje van 6 km en nu ook een ronde van 10 km. Dat gaat goed. Hamstrings noch knie protesteren. Na afloop besteed ik zeker tien minuten aan rekken en strekken. Dat kost geen moeite. Ik heb de finale bereikt van mijn vermeende knieblessure die een plantaris hypertonie blijk te zijn. De finish heb ik nu in zicht!

Zeldzame regenbui nabij Gouda

‘Regenbui nabij Gouda’ is de nieuwste aanwinst van Museum Gouda. Dit schilderij van Willem Roelofs uit 1885-1890 is een zeldzaam voorbeeld van een geschilderd landschap in de regen. Regen vormt namelijk een schilderkunstige uitdaging van de eerste orde. Hoe de vallende, doorzichtige waterdruppels in verf te vatten?

Regenbui nabij Gouda,1885-1890, van Willem Roelofs is een van de weinige schilderijen waarop het regent.
Regenbui nabij Gouda,1885-1890, van Willem Roelofs is een van de weinige schilderijen waarop het regent. Museum Gouda verwierf het recent.
Regenbui nabij Gouda

‘Regenbui nabij Gouda’ toont het weidse polderlandschap met zwartbont vee en een sloot en houten bruggetje op de voorgrond. Aan de linkerkant van het schilderij is de hoosbui losgebarsten. Dat verbeeldde Roelofs overtuigend door de donkergrijze wolken over te laten gaan in de bosschages op de achtergrond.  Het grijs in verschillende tinten schilderde hij met krachtige, schuine halen van zijn kwast. De structuur die daardoor ontstond, suggereert beweging. We zijn het regengordijn dat over het polderland schuift. Aan de rechterkant vallen alleen nog de eerste spetters. We zien de weiden tot aan de horizon in het laatste licht. Weldra zal de grijze wolkenmassa ook dit uitzicht op het landschap aan het oog onttrekken.

Lees verder Zeldzame regenbui nabij Gouda

Beter één Bosch voor jezelf dan twintig in Den Bosch

Niet in ‘s-Hertogenbosch maar in Lissabon zag ik De verzoeking van de heilige Antonius geschilderd door Jeroen Bosch rond 1500. Dit topstuk van de middeleeuwse Hollandse schilder ontbreekt op de grote overzichtstentoonstelling in het Noord-Brabants Museum. Dat is jammer voor de bezoekers daar, maar fijn voor die van het Museo de Arte Antiga. Beter één Bosch voor jezelf dan twintig met horden museumbezoekers ervoor.

De Verzoeking van Antonius, Jeroen Bosch ca. 1500 in Museu Nacional de Arte Antiga.
Een bezoeker voor de Verzoeking van Antonius, Jeroen Bosch ca. 1500 in Museu Nacional de Arte Antiga in Lissabon.

Of je loopt tegenwoordig in Nederlandse musea nagenoeg alleen, of je schuifelt in file om wat glimpen van het tentoongestelde op te vangen tussen schouders en hoofden door. Blockbusters moet het museum organiseren of het kan de deuren sluiten! Dat is de werkelijkheid sinds cultuurinstellingen worden afgerekend op het aantal bezoekers dat ze weten te trekken. Gewillig laat het publiek zich leiden. Als je nog mee wilt tellen als geciviliseerd burger, moet je toch kunnen zeggen dat je er geweest ben, of de kaartjes al geboekt hebt.

Lees verder Beter één Bosch voor jezelf dan twintig in Den Bosch

Aan de kant bij de CPC

Het was even wennen. Zondag 6 maart 2016 rende ik niet tussen duizenden andere lopers de 21,1 kilometer dwars door Den Haag, de City-Pier-City, kortweg CPC. Wel stond ik langs de kant te kijken en  te juichen samen met Jet.

Met spandoek op de boulevard bij de CPC2016.
Met spandoek op de boulevard bij de CPC2016.
CPC in rustperiode

Na een winter vol wedstrijden ben ik toe aan een rustperiode. Bovendien is loopmaat Mat op vakantie. In de laatste weken sloeg af en toe de twijfel toe. Toch inschrijven? De CPC raakte nog niet uitverkocht. Uiteindelijk bleef ik bij mijn besluit om de CPC over te slaan. ‘Supporteren is ook leuk’, zei loopmaatje Yvonne me. En ze kan het weten, want door blessures geplaagd, heeft ze in 2014 en 2015 grote wedstrijden niet kunnen lopen en stond ze langs de kant. De CPC 2016 werd haar eerste Halve Marathon.

Spandoek

Om haar aan te moedigen, leek me het begin van het traject langs de boulevard de spannendste plek. Dat is even voorbij het 15 kilometerpunt. Dan zijn er dus nog zes te gaan. Uit eigen ervaring weet ik dat dit nog altijd een respectabel aantal is. Bovendien betekent de boulevard: klimmen en wind tegen! En misschien ook nog wel hagel!

Hijgende ademhalingen

Tot mijn teleurstelling zijn Jet en ik er bijna de enige toeschouwers. In mijn herinnering stond het hier in voorgaande twee jaren rijen dik. De weersverwachting met windkracht 4 en winterse buien heeft blijkbaar veel mensen ervan weerhouden naar de boulevard te komen. Als we even niet applaudiseerden, of toejuichten, was het merkwaardig stil met alleen de hijgende ademhalingen van de lopers en het geruis van de zee achter me.

Hoe anders is het om aan de kant te staan. Als loper zie je vooral de ruggen van je medelopers. De dansende staartjes, die al of niet parmantig onder petten uitsteken, zijn vaak een focal point voor me. Kan ik bijblijven, of dichterbij komen? Zolang de vermoeidheid niet te groot is, glijden mijn ogen af en toe over de toeschouwers langs de kant om een duim op te steken als ze ons aanmoedigen.

Nu is het andersom. Mijn ogen glijden over de gezichten van de lopers. Ik zie de vermoeidheid. Zowel bij de hele snelle jongens en meiden als bij de lopers die meer dan twee uur nodig zullen hebben. Sommigen kijken niet op of om. Al hun energie hebben ze nodig om voort te gaan. Een gevoel dat ik ken. In mijn eerste CPC waren de laatste kilometers loodzwaar. Ik vreesde dat mijn benen het elk moment konden begeven. Wie er ook langs de kant stond, ik zag het niet. Maar één ding telde: overeind blijven en lopen!

Hilariteit

Maar mijn spandoek ‘Yvonne Kanjer!’ ontlokt ook de nodige reacties: van een glimlach tot hilariteit. ‘We zijn geen Yvonne maar ook kanjers!’ Duimen gaan omhoog. Voor mij onbekende Yvonnes beginnen te juichen. Een buitenlandse loopster vraagt wat het betekent. ‘Yvonne you are great!’ gil ik. ‘Is Yvonne er nog niet?’ roept een oudere loper plagend. Omdat ik het spandoek dat ik met twee handen vasthoud, niet wil laten zakken, kan ik niet op mijn horloge kijken. Ze had er wel kunnen zijn? Ineens is Yvonne daar. Achter andere lopers vandaan komt ze naar de zijkant. Ze versnelt, lacht en dan is ze voorbij.

Nog zes hele kilometers te gaan. Ik weet dat elke van die laatste kilometers steeds zwaarder wordt, tot je de finish in zicht krijgt. Dan is er altijd nog wel wat extra energie! Zo zal het gaan. Ik vouw mijn spandoek doormidden, zodat ‘Yvonne’ niet meer te zien is; alleen het ‘Kanjer!’. Tot de laatste lopers en vooral loopsters blijven we staan.

Erasmus Ik wijk voor niemand

‘Erasmus Ik wijk voor niemand’ is de titel van de tentoonstelling over Erasmus in Museum Gouda ter gelegenheid van het Erasmusjaar 2016. Een titel die arrogant en nogal gelijkhebberig klinkt. Dat zijn niet de kwalificaties die je verwacht bij Erasmus, Europees kampioen van het humanisme.

Poster tentoonstelling met Milo Schoenmaker, burgemeester van Gouda, onder de muts van Erasmus. (foto Museum Gouda)
Poster bij de  tentoonstelling over Erasmus  met Milo Schoenmaker, burgemeester van Gouda, onder de muts van Erasmus. (foto Museum Gouda)
Lijfspreuk

Toch was dit ‘Ik wijk voor niemand’ de lijfspreuk van Erasmus (1466-1536). De tekst stond in het Latijn, ‘Concedo nulli’, te lezen in het zegel waarmee hij zijn brieven sloot. Het gezegde ‘Concedo nulli’ was oorspronkelijk gekoppeld aan de Romeinse god van de grenzen Terminus. Die wilde op de berg van de goden, het Capitool, zelfs niet wijken voor de oppergod Jupiter.

Hoogmoed

Diegenen die Erasmus minder goed gezind waren, zagen zijn motto ‘Concedo nulli’ als een uiting van hoogmoed.  Alsof Erasmus zelf deze uitspraak deed. Erasmus legde daarop uit dat ‘Concedo nulli’ niet op hem, maar op de dood sloeg. Die wijkt voor niemand. Net als ‘Memento mori’ herinnert zijn ‘Concedo nulli’ aan de sterfelijkheid van de mens en vooral eraan dat die zich tegenover God zal moeten verantwoorden. Dat sloot aan bij de kritiek van Erasmus op het instituut kerk welke hij verweet geen oog te hebben voor de oorspronkelijke boodschap van Christus.

Vergissing

Erasmus kwam tot zijn lijfspreuk door een cadeau dat hij 1509 kreeg van Alexander Stewart, de zoon van de Schotse koning Jacob IV. Die had hij privélessen gegeven. Als dank ontving Erasmus een ring met een oude, gesneden steen met een afbeelding van de Romeinse god Terminus. Althans dat meende Erasmus. Tegenwoordig wordt in de afbeelding de god van de wijn Dionysos gezien.

Erasmustentoonstelling

Gouda is de stad waar Erasmus opgroeide. Samen met Basel in Zwitserland, waar hij stierf,  heeft Gouda 2016 uitgeroepen tot het Erasmusjaar omdat het precies vijfhonderd jaar geleden zijn levenswerk uitkwam, het ‘Novum Instrumentum’: een nieuwe Latijnse vertaling van het Nieuwe Testament met daarbij de oorspronkelijke Griekse tekst.

De tentoonstelling ‘Erasmus Ik wijk voor niemand’ is tot en met 26 juni 2016 te zien in Museum Gouda. Op de website Erasmus2016 is het gehele programma van het Erasmusjaar 2016 te vinden.

Ter gelegenheid van het Erasmusjaar 2016 verscheen ook een bundel met jeugdgedichten van Erasmus geschreven in Gouda. Meer hierover in mijn eerdere bericht ‘U die hier langs loopt, sta stil en lees deze verzen’.

 

Zes Goudse jeugdverzen van Erasmus: de eerste uitgave

‘U die hier langs loopt sta stil en lees deze verzen’

Zes Goudse jeugdverzen van Erasmus zijn bijeen gebracht in de bundel ‘U die hier langs loopt sta stil en lees deze verzen’. Dit is de eerste uitgave van deze zes jeugdverzen die Erasmus ruim 500 jaar geleden schreef in Gouda.

De publieksuitgave van de bundel met zes jeugdverzen van Erasmus uit zijn Goudse tijd.
De publieksuitgave van de bundel met zes jeugdverzen van Erasmus uit zijn Goudse tijd.

De titel verwijst naar de eerste zin van een grafschrift dat Erasmus (ca. 1466-1536) dichtte voor Bertha van Heyen, een rijke weduwe in Gouda. Zij fungeerde als een tweede moeder voor hem nadat hij wees was geworden. In 1490 overleed zij. Naar Romeins voorbeeld liet Erasmus de grafsteen de voorbijganger aanspreken om die te vertellen over de deugden van degene die in het graf ligt.

Naast twee grafschriften bevat de bundel ook vier gedichten van Erasmus naar voorbeelden van dichters uit de klassieke oudheid als de Griekse dichter Theocritus en de Romein Vergilius. De gedichten illustreren dat de jonge Erasmus al een grote kennis had van de klassieke geschriften en tonen hem als een romanticus pur sang. Hij schreef gepassioneerd over onbeantwoorde liefde, blijdschap en vooral verdriet dat een mens vroeg oud maakt. Het wordt overigens niet helemaal duidelijk of zijn liefde nu een vrouw of een man betreft.

Eerste uitgave zes Goudse  jeugdverzen Erasmus

‘U die hier langs loopt sta stil en lees deze verzen’ is de eerste uitgave van deze zes gedichten die Erasmus schreef rond zijn twintigste jaar. Dat de uitgave juist in Gouda verscheen, is geen toeval.  Erasmus schreef ze  waarschijnlijk daar rond 1487.
Gouda heeft een bijzondere band met Erasmus. De vader van Erasmus was pastoor in Gouda en zijn moeder was de huishoudster van deze pastoor. Hij was dus een buitenechtelijk kind. De Goudse historicus Renier Snooy (1478-1537) stelde dat Erasmus in Gouda zou zijn geboren. Zelf gaf Erasmus zich de achternaam ‘Van Rotterdam’. Daarom wordt die stad aangehouden als zijn geboorteplaats, maar zeker is dat hij in Gouda voor het eerst naar school ging en dat zijn maatschappelijke carrière er begon in 1487, het jaar dat hij intrad in het klooster Stein, even buiten Gouda aan de IJsseldijk naar Haastrecht.

Het Goudse handschrift

In het klooster Stein schreef hij hoogstwaarschijnlijk ook deze gedichten en daar bleef ook het handschrift bewaard waaruit we vier van deze zes jeugdverzen kennen. Dat handschrift is niet door Erasmus zelf geschreven, maar waarschijnlijk door een bevriende collega-monnik in het klooster Stein. Die schreef de gedichten van Erasmus over en dit zogenoemde ‘Goudse handschrift’ bleef er bewaard in de kloosterbibliotheek. Doordat die rond 1640 geconfisqueerd werd door Gouda, het gevolg van de reformatie, kwam het handschrift met andere boeken uit de kloosterbibliotheek van Stein in de stadslibrije van Gouda. Tegenwoordig behoort die tot het Streekarchief Midden-Holland.

De twee andere verzen, de grafschriften, komen uit een handschrift dat zich nu bevindt in de Universiteitsbibliotheek in Tilburg. Dat is geschreven in 1570 door de humanist Petrus Opmeer (1526-1595). Hij schreef het over van een handschrift uit het klooster Stein, waarschijnlijk dus het Goudse handschrift, of een kopie ervan. Dit Tilburgse handschrift is in bezit geweest van Petrus Scriverius (1576-1660) en wordt daarom het Scriveriushandschrift genoemd.

Eerste Nederlandse vertaling

Hoewel ‘U die hier langs loopt sta stil en lees deze verzen’ dus een sterk Gouds karakter heeft, reikt het belang van de bundel veel verder dan Gouda. Voor het eerst heeft een groot publiek de mogelijkheid om kennis te nemen van de gedichten doordat die nu voor het eerst in hedendaags Nederlands zijn vertaald. De jeugdige Erasmus schreef al in het Latijn.

Wat het boek extra interessant maakt, zijn de afbeeldingen van de twee handschriften  met de gedichten uit de zestiende eeuw. Dat brengt de lezer dicht bij de wereld en de taal van Erasmus. Bovendien biedt het deskundigen de mogelijkheden om de gedichten in hun oorspronkelijke gedaante te lezen en om de vertaling te checken aan het Latijnse origineel.

Het bijzondere karakter van het boek wordt versterkt door twee portretten van Erasmus, twee linosneden van de hand van kunstenaar Ursula Steenaart, die aan de gedichten vooraf gaan.

Vier Goudse organisaties werkten samen om deze uitgave van zes Goudse jeugdverzen van Erasmus te realiseren: het Erasmus Genootschap Gouda, de Drukkerswerkplaats Gouda, het Streekarchief Midden-Holland en de groep Latijn van Gouda op Schrift. Deze laatste verzorgde de eerste Nederlandse vertaling van de door Erasmus in het Latijn geschreven gedichten.

‘U die hier langs loopt sta stil en lees deze verzen’ is te verkrijgen via de boekhandel, de vier hierboven genoemde organisaties, of via cti@marccouwenbergh.nl

Van ‘U die hier langs loopt sta stil en lees deze verzen’ verschijnt ook een bibliofiele uitgave van vijftig stuks, afgewerkt in hoogdruk, met tekst gezet en gedrukt met losse loden letters op de antieke persen in de Goudse Drukkerswerkplaats.

Meer over Erasmus in Gouda in mijn bericht Erasmus Ik wijk voor niemand.

 

Leen Muller: tussen kunst en commercie

Leen Muller (1879-1969) bepaalde bijna vier decennia lang het artistieke gezicht van de Goudse Plateelbakkerij Zuid-Holland. Hij was een van de weinigen die zich in de plateelindustrie  staande wist te houden op het snijvlak van kunst en commercie. Over hem is nu de monografie verschenen  Leen Muller en de Plateelbakkerij Zuid-Holland . Het boek is een initiatief van kleinzoon Frits Muller en uitgegeven door Uitgeverij Primavera. In Museum Gouda is de  gelijknamige tentoonstelling te zien tot 15 januari 2017. 

Vaas met salamander, ontwerp van Leen Muller, uitgevoerd bij de Plateelbakkerij Zuid-Holland. (foto Museum Gouda)

Vaas met salamander, ontwerp van Leen Muller, uitgevoerd bij de Plateelbakkerij Zuid-Holland. (foto Museum Gouda)

Gouds plateel anders

Het succes van het plateel, het sier- en gebruiksaardewerk, stagneerde tegen 1920. Vooral van de kant van kunstenaars en ontwerpers klonk er kritiek. Het ooit geheel ambachtelijk vervaardigde plateel was verworden tot een massaproduct van dertien in een dozijn. Plateelfabrieken nodigden daarop kunstenaars uit om ontwerpen voor hen te maken, zowel wat de modellen betreft, als de decoraties.

De NV Plateelbakkerij Zuid-Holland, een belangrijke actor in de plateelindustrie, zette in 1920 de afdeling Kunstnijverheid op om het kwaliteitsniveau van hun plateel te verhogen. Leen Muller werd aangesteld als het hoofd van deze nieuwe afdeling. Hij was bij de Zuid-Holland  begonnen als achttienjarige plateelschilder in 1898, het jaar van de oprichting van het bedrijf. Rond 1910 was hij er al opgeklommen tot ontwerper.

Lees verder Leen Muller: tussen kunst en commercie

Sabreren geeft extra cachet aan champagne

Met het blanke sabel de champagne ontkurken

‘Sabreren’ is de kunst van het openen van een champagnefles met het blanke sabel, in het Frans le sabre. Het verhaal wil dat het sabreren begon bij de Slag om Smolensk in 1812. Onduidelijk is of het een cavalerist van Napoleon was die zijn sabel gebruikte om een champagnefles te ontkurken, of dat het juist kozakken waren uit het leger van de tsaar die een voorraad champagne van Napoleon hadden veroverd. In ieder geval werd het sabreren de manier bij de Franse cavalerie om champagneflessen te openen. Op de video hiernaast zie je een perfect uitgevoerde sabrage tijdens ‘Proeven uit het vat’ georganiseerd door John en Wilma Huisman van wijngoed De Reestlandhoeve bij Neerlands Wijnmakerij in Bentelo op 23 januari 2016.

De met het blanke sabel afgeslagen kop van de champagnefles met de kurk er nog in: een perfect uitgevoerde sabrage.
De met het blanke sabel afgeslagen kop van de champagnefles met de kurk er nog in: een perfect uitgevoerde sabrage.
De kunst van het sabreren

Inmiddels is het sabreren een cultus! Er zijn speciale sabreersabels en cursussen om het sabreren te leren. De truc is om met enige kracht met de botte kant van het sabel te stoten tegen de onderrand van de flesopening waarin de kurk geklemd zit. Door de stoot breekt de flesopening met kurk en al af. De druk in de fles zorgt ervoor dat eventuele glasspinters wegvliegen en dus niet in de champagne komen.

Don’t try this at home

Hoewel het sabreren vooral een kwestie van doen is, vergt het wel enige oefening en voorbereiding. Zet de fles zeker twee uur van te voren recht op in een koeler zodat de temperatuur rond de 6° komt.

Na die twee uur verwijder je het muselet, het ijzeren draadkapje rond de kurk, door  de uiteinden met rondjes zes slagen los te draaien. Zorg daarbij dat de kurk al niet los komt. Verwijder ook het zilverpapier rond de hals van de fles.

Pak de fles vervolgens aan de onderkant vast en houd die in zo’n 30° tot 45° van je af. En zorg ervoor dat de flesopening ook niet naar omstanders wijst. Voel met je vinger waar de naad in het glas zit. Draai de fles zo in je hand dat de naad boven ligt.

Neem in de andere hand het sabel en leg dat tegen de onderrand van de fles. Laat het sabel nu rustig over de fles naar beneden glijden en weer terug. Herhaal dit een paar keer om te voelen dat er geen oneffenheden zijn en om de beweging te oefenen. Dit verhoogt ook de spanning bij het publiek.

En dan voer je de sabrage uit! Proost!

Heb je de slag te pakken dan blijft de grootste onzekere factor bij elke sabrage de kwaliteit van de fles. Een onregelmatigheid in het glas kan ervoor zorgen dat de fles breekt. De temperatuur van de fles en van de champagne speelt ook een rol. Een lage temperatuur maakt dat de fles makkelijker breekt; een hoge temperatuur zorgt voor meer druk in de champagnefles. Die bedraagt al zo’n 6 bar. Ter vergelijk: de spanning in een autoband varieert rond de 2,5 bar.

Eigenzinnige Spaanse meesters voor het eerst in Nederland te zien

Spaanse schilders uit voorbije eeuwen zijn nauwelijks vertegenwoordigd in Nederlandse musea. De tentoonstelling Spaanse Meesters in de Hermitage in Amsterdam, te zien tot 29 mei 2016, biedt de unieke mogelijkheid om dichtbij huis kennis te maken met de Spaanse schilderkunst . Vooral die uit de Spaanse Gouden Eeuw, de zestiende en zeventiende eeuw, fascineert door het eigen Spaanse karakter vol spiritualiteit en dramatiek. De heftigheid maakt de Spaanse meesters zo anders dan die van onze eigen Gouden Eeuw, dat de Hollandse toeschouwer wel even moet wennen.

Affiche van de tentoonstelling Spaanse Meesters in de Hermitage Amsterdam. (foto Hermitage Amsterdam)
Affiche van de tentoonstelling Spaanse Meesters in de Hermitage Amsterdam met het hoofd in profiel geschilderd door Velázquez. (foto Hermitage Amsterdam)

 

Dramatiek en religie

In een wit, vliesdun gewaad dat eerder de rondingen van haar lichaam accentueert dan bedekt, plaatste de Spaanse schilder Francisca Ribalta (1565-1628) de gevangengenomen Heilige Catharina ten voeten uit, van de boven- tot de onderrand op het schilderij dat hij over haar martelaarschap maakte in 1599. Haar gezicht is omhoog gedraaid naar de engel die haar komt redden. Devotie met een vleugje erotiek tref je vaker aan bij de Spaanse meesters. Catharina is omgeven door licht dat met de engel uit de hemel neerdaalt. De rest van het tafereel is in schaduw gehuld. Op de achtergrond trekt toch een afschuwelijk gezicht onmiddellijk de aandacht, omdat ook daarop net licht valt. Een wijd opengesperde mond en ogen die bijna uit hun kassen puilen, terwijl het gezicht al grijs kleurt. Een man wordt verpletterd door een stuk van een groot, gebroken houten rad met spijkers. Zijn metgezel tracht te vluchten voor de wraak van de engel. Ribalta toont zonder enige terughoudendheid de rauwe werkelijkheid van de marteldood die bestemd was voor de Heilige Catharina. Door ingrijpen van God bleef zij vooralsnog gespaard en ondergingen de beulen haar lot.

Naar Caravaggio

Ribalta was een van de eerste Spaanse meesters die besefte hoe je de dramatiek van een voorstelling kunt verhogen door een uitgekiend contrast van donker en licht. Dat deed hij naar voorbeeld van Italiaanse schilders als Caravaggio. Dat extra aan dramatiek werd hooglijk gewaardeerd. De Spaanse schilderkunst was nauw verbonden met de katholieke kerk en de Spaanse koning. Een dramatische verbeelding van de verhalen van de martelaren zagen die als een probaat middel om het geloof van de gelovigen te versterken en afvalligen te tonen dat Gods straf degelijk was. De schilderkunst werd ingezet in de verbeten strijd die Spanje vooral onder leiding van Filips II (1527–1598) in de zestiende eeuw voerde om het katholicisme te laten zegevieren over het opkomende protestantisme. Met het goud en zilver dat toestroomde uit Amerika bekostigde Filips ook de bouw en decoratie van El Escorial, het enorme paleis annex kloostercomplex dat in al zijn soberheid en grimmigheid symbool was van de eenheid van kerk en staat.

Lees verder Eigenzinnige Spaanse meesters voor het eerst in Nederland te zien

Verzetsverhalen opnieuw uitgebracht

De bundel Verzetsverhalen, recent uitgebracht door Walburg Pers en Verzetsmuseum Amsterdam, bevat vijf levensverhalen van verzetshelden. Ook Agent van de Zwitserse Weg, het levensverhaal van Jan van Borssum Buisman dat Marc Couwenbergh opschreef in 2000 en als boek verscheen, is in deze bundel opgenomen. De andere levensverhalen in deze bundel zijn die van Henk van Moock, Bep Stenger, Fons Mertens en Siet Tammens.

Verzetsverhalen bevat het levensverhaal van Jan van Borsum Buisman dat Marc Couwenbergh optekende in 2000.
Verzetsverhalen bevat het levensverhaal van Jan van Borsum Buisman dat Marc Couwenbergh optekende in 2000.

 

Verzetsverhalen is voor €29,95  verkrijgbaar via de boekhandel, Verzetsmuseum Amsterdam, Walburgpers of via cti@marccouwenbergh.nl

De afzonderlijke levensverhalen zijn ook nog verkrijgbaar.